020 Het kind in ons


Toeval bestaat niet. Ik roep het steeds vaker en steeds vaker komt het op mijn pad. Afgelopen week kocht ik een nieuwe outfit voor mijn teken- en schildercursus: verf, penselen, kleurpotloden, gummetje en dat soort zaken. Bij de kassa vroeg een zeer hulpvaardige mevrouw, met de uitstraling van een bibliothecaresse, of ik het glossyblad “Inspiration 4Art” van hun winkelketen al kende. Nee dat kende ik niet. Prompt gaf me er een cadeau, terwijl het kwartaalblad anders toch vijf eurootjes kost.

Doorgaans blader ik snel door zo’n blaadje en pik er, al scannend, de artikelen uit die het waard zijn om eens goed te lezen. Mijn oog viel op “het Gesprek” (blijkbaar een vaste rubriek) waarin twee kenners met elkaar in gesprek gaan, deze keer over : “Creativiteit stimuleert het vermogen tot flexibiliteit en andersom denken”. In dit artikel is veelvuldig sprake van het doden van de kinderlijk creativiteit binnen het (basis)onderwijs. Schuld is de prestatiedruk en prestatiedrang die op kinderen wordt gelegd door school en ouders. Wat mij opviel was een kopje bovenaan pagina 11 en ik citeer hier de letterlijke tekst: “Psychotherapie kan helpen bij kinderen wiens levensplezier, optimisme, nieuwsgierigheid en veerkracht zijn verdwenen. Kinderen die niet kunnen praten over wat hen is overkomen, omdat ze te jong zijn, een verstandelijke beperking hebben, (te) loyaal zijn aan hun ouders of omdat hetgeen ze overkomen is gewoonweg te overweldigend is. Wat kinderen wél kunnen, is spelen. In hun spelverhalen komen verraad, onbegrip, woede, verdriet, angst, en machteloosheid tot uiting. Spel is hun taal. Als er taal is kan er gecommuniceerd worden en is hulp mogelijk.”

Als reflectief practicus ga ik direct nadenken en probeer ik linken te leggen naar mijn onderwijsverleden en mijn huidige onderwijspraktijk. Bén ik, en zo ja, wáár ben ik deze kinderen tegen gekomen? Hoeveel kinderen, maar ook volwassen heb ik ontmoet die in dit profiel pasten en nog steeds doen? Ben ik gaandeweg mijn levensweg niet zelf zo’n kind, zo’n persoon, geworden…? En in hoeverre speelt mijn visuele voorkeur een rol in dezen voor wat betreft het niet begrepen en (h)erkent worden? Het niet kunnen praten over wat je is overkomen zorgt voor burn-out klachten en wat dat betreft ben ik een ervaringsdeskundige. Vrij vertaald naar mijn eigen situatie ben ik heel loyaal geweest ten opzichte van mijn werk, mijn werkgever, maar ook naar familie en vrienden. Ik probeer wel te vertellen, maar mijn signalen werden/worden niet opgepikt. Word ik overruled, dan valt al snel het doek. Het lijkt of mijn denkvermogen blokkeert en ik klap dicht. Pas later bedenk ik wat ik had moeten doen en zeggen. Dat is niet enkel in het verleden zo gebleken, maar is, nog steeds, dagelijkse praktijk. Het verschil met vroeger is dat ik mij er steeds meer van bewust ben. En al is het nog geen automatisme, ik probeer het gegeven wel in mijn achterhoofd te houden en probeer de uitdaging aan te gaan zonder in een bekende valkuil te trappen. Spel is mijn taal.