014 Invoelen


Als onderwijskundige ben ik regelmatig aanwezig bij toetsmomenten op de Pabo. Ik vind het leuk, leerzaam om contact te houden met mijn opvolgers in het onderwijs, maar ook om feeling te houden met mijn vak en te ervaren welke leerstof belangrijk geacht wordt.

Afgelopen maandag was er weer zo’n ochtend waarbij algemene kennis op het gebied van Nederlandse taal, jeugdliteratuur, rekenen, aardrijkskunde en geschiedenis werd getoetst. Er moesten drieënzestig vragen in anderhalf uur gemaakt worden. Ik kreeg een groep van negen kandidaten toegewezen die om diverse oorzaken (denk hierbij bijvoorbeeld aan dyslexie) van een half uur extra toetstijd (dus in totaal twee uur) gebruik mochten maken. Het is goed te zien hoe onderwijs evolueert. In mijn tijd was hier geen sprake van: gelijke monniken, gelijke kappen. Men is er in de loop der tijd dus blijkbaar achter gekomen dat er geen sprake is van gelijke monniken. Eén kandidate kreeg een uitdraai van de toets op A3-formaat en een andere kandidate ontving een leenlaptop met een aparte USB-stick, zodat de toets via een speciaal programma (Kurzweiler) voorgelezen werd.

In dat laatste zat de ellende. Aanvankelijk was er geen koptelefoon bijgeleverd (kon de studente wellicht ook zelf aan gedacht hebben). Dus die moest een verdieping hoger worden opgehaald. Vervolgens was ergens was een fout gemaakt: de laptop en de USB-stick correspondeerden niet met elkaar, in die zin dat de laptop iedere toegang tot de stick weigerde. Ik bellen naar de toetscommissie: voicemail. Studente ziet buiten de ICT-man lopen. Hem naar binnen geroepen. Krijgt de hardware niet aan de praat. Laptop wordt meegenomen en zo’n tien minuten later terug gebracht. Blijkt dat toetsprogramma niet geïnstalleerd was. Gevolg was dat de kandidate pas drie kwartier later aan haar werk kon beginnen en de andere kandidaten dusdanig in hun concentratie zijn gestoord, dat dat zeker van invloed zal/kan zijn op de resultaten.

Ik schrijf dit in mijn blog deze week omdat ik de waanzin, de frustratie en de ellende van de kandidaten letterlijk en lichamelijk kon voelen. Zelf zat ik ook in zak en as om te proberen uit deze misère te komen, wetende dat ík er niet verantwoordelijk voor ben, maar ik zou hen zo graag willen helpen. Ik ben naar de bewuste studente toegegaan en heb haar proberen gerust te stellen. Ze weet niet of het nog gaat lukken, ze voelt zich niet goed, wil het liefst stoppen, maar welke gevolgen dat zal hebben is bij haar onbekend: de toets opnieuw mogen maken of wachten op een herkansing (en hoeveel herkansingen heeft ze daarna dan nog)? Vragen alom, zonder antwoorden. Ze gaat toch maar aan de slag…

Vanaf mijn plek vooraan in het lokaal overzie ik deze groep en kijk af en toe naar haar. Haar gezichtje ziet er niet al te vrolijk uit. Ik knik haar soms bemoedigend toe: “Kom op, maar er maar het beste van en noteer je frustratie straks maar bot op het evaluatieformulier. Dat doe ik ook.” Ik voel de verbondenheid met al deze kandidaten lijfelijk en hoop dat ze deze toets, ondanks alles, met een goed gevolg zullen afleggen.

De kandidaten vullen gelukkig allemaal een evaluatieformulier in en geven aan dat het voorval van invloed is geweest op hun concentratie. Een studente schrijft tevens dat de kandidate naast haar constant met haar pen zat te klikken en dat zij daar, ondanks dat ze oordopjes inhad, wel degelijk last van had. Ze was van mening dat ik hier als surveillant een rol in had moeten nemen om er wat van te zeggen. Heel eerlijk? Ik heb het niet gehoord, anders had ik wel wat van gezegd (heb het trouwens wel aan betreffende persoon meegegeven om daar de volgende keer op te letten). Van de andere kant ben ik van mening dat de persoon in kwestie er zelf ook wat van had kunnen zeggen of in ieder geval haar hand even op had kunnen steken om het aan te geven (zoals vooraf afgesproken). Dat ik dit nu noteer zegt meteen wat over mijn frustratie over dit voorval…. Laat het los…!!!